string(2) "be"
array(7) { ["title"]=> string(0) "" ["type"]=> string(7) "website" ["url"]=> string(43) "https://schrijf.be/nl/blog/markuytterhoeven" ["image"]=> string(23) "images/logo-schrijf.png" ["description"]=> string(0) "" ["site_name"]=> string(10) "Schrijf.be" ["locale"]=> string(5) "nl-BE" }
array(6) { ["title"]=> string(0) "" ["type"]=> string(7) "website" ["url"]=> string(43) "https://schrijf.be/nl/blog/markuytterhoeven" ["image"]=> string(23) "images/logo-schrijf.png" ["description"]=> string(0) "" ["site_name"]=> string(10) "Schrijf.be" }
Mark Uytterhoeven: “Vlaams en Nederlands drijven uit elkaar” (1/2)
Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. Stadsgenoot Mark Uytterhoeven schenkt koffie in een kopje van KV Mechelen en trakteert daarna op een mortiervuur van anekdotes en spitsvondig verwoorde inzichten. Precies zoals we van de tv-legende gewend zijn. Zijn visie op de taalverschillen tussen Belgen en Nederlanders? “We drijven verder en verder uit elkaar.”
Wie al mocht opblijven tot na Het huis van wantrouwen (1991-1992), Morgen maandag (1993) of Alles kan beter (1997-1999), kent Mark Uytterhoeven als grappig en rad van tong. Een virtuoos die dienstdoet als orakel voor de associaties die ijlings een talige uitweg zoeken uit zijn bezige brein.
Terwijl hij dat mechanisme toelicht, illustreert hij het: “Ik ben geen knappe gast, nooit geweest, maar ik ben taalvaardig en snel. Ik ben sneller dan dat ik geestig ben, eigenlijk. Freek de Jonge heeft dat ook: die vuurt zoveel grappen af dat je er niet bij stil kunt staan. Dat gaat in een diarree: die snelheid maakt veel goed. Ik heb ze te danken aan mijn jaren Latijn en Grieks. Ik redeneer in woordgroepen. Ik denk daar niet over na, het gaat automatisch.”
Vandaag staat Mark aan de andere kant van de klas. Hij doceert het vak ‘Spreken voor een publiek’ aan de mediastudenten van Thomas More in Mechelen. “De voorbije jaren eiste ik dat de studenten AN zouden spreken”, vertelt Mark. “Maar toen ik las over jullie actie rond Vlaams en Nederlands, gaf ik het op.”
Oei, we hebben u toch niet ontmoedigd?
“Het zit zo: ik heb tot nu toe het achterhoedegevecht geleverd om mijn studenten Standaardnederlands te leren. Toen ik jullie mail kreeg, besefte ik dat dat ijdele hoop was. De kloof tussen wat ik tijdens mijn lessen hoor en een aanvaardbare standaardtaal, is te groot. En ik ben een man van uitersten: ofwel doe ik niets, ofwel werk ik heel hard en rij ik mezelf over de kop. Geen halve maatregelen dus. Ik veranderde het geweer van schouder.”
In welke zin?
“Ik laat de studenten elke les naar voren komen. Als iemand me nu vraagt: ‘Moet ik AN spreken?’ Dan antwoord ik: ‘Nee, doe maar zoals je gewoon bent.’ Want het vreemde is: zeg ik ja? Dan concentreren ze zich zo sterk op die vreemde taal, dat de spontaniteit en de narratieve opbouw van hun betoog de mist in gaat. Dus heb ik het opgegeven en … hoor ik soms toch mooie dingen. Zoals die ene jongen die geestig improviseerde rond het onderwerp ‘zeemeermin’: ‘Het beste boek van Harry Mulisch vind ik Zeemeermin. Ik heb trouwens al haar werken gelezen, ook De atoombom op Kontich.’”
Wat stoort u aan de taal van de jongeren in uw les?
“Dat zinnen als ‘Ebde gij een ongerke?’ en holle Engelse leenwoorden zoals teasen, offensive en awkward stilaan aanvaardbaar worden. Daardoor zijn we nu aanbeland bij een zeer eigenaardige situatie: we weten niet eens meer hoe we die vreemde woorden correct vertalen in onze moedertaal. Als ik ernaar vraag, stuit ik op gestamel. Ik had mijn cursus daarom dit jaar graag genoemd: 'Short introduction richting de taal dat Vlaams noemt' (lacht)."
In hoeverre houden de verschillen tussen Vlaams en Hollands u bezig?
(loopt naar zijn bureau en haalt het boekje Gluren bij de buren tevoorschijn) “Als ik een werkje als dit zie liggen, dan koop ik het meteen. Ik las het in één ruk uit tijdens een vlucht. Toch boeien de lexicale aspecten me minder. Droogkuis of stomerij? Ik vind dat eerder spielerei. Want woordverschillen laten zich snel oplossen. Ik vind het veel erger dat we elkaars grammaticale constructies niet meer verstaan.”
“Wat mij ook intrigeert, is de publicatie van de Atlas van het Nederlands. Er bestaat een Vlaamse en een Nederlandse versie. Ik vroeg de uitgeverij (Lannoo, FD) naar de reden van die opsplitsing. ‘De verschillen in taal zijn te groot geworden’, klonk het. En inderdaad: het Vlaams en het Nederlands drijven uit elkaar.”
U spreekt uit ervaring?
“Een recente anekdote: ik was onlangs op bezoek bij Gert Steegmans (voormalig Belgisch wielrenner, FD). Theo Bos, de Nederlandse sprinter, was er ook. Samen met zijn vriendin, ook een Nederlandse. Op een bepaald moment zegt Gert, met zijn Limburgse accent: ‘Den Theo, die is echt wel rapper as mij.’ Waarop het meisje haar wenkbrauwen fronst. Dus vroeg ik haar:
- ‘Weet je wat Gert net zei?’
- ‘Nee, wat bedoelt-ie nou?’
- ‘Rapper dán ik.’
- ‘Ooooooh!’
Nog een voorbeeld: ik vlieg naar Taiwan met KLM. Een Nederlandse stewardess is in de weer met bagage. Om te helpen vraag ik:
- ‘Wilt u dat ik rechtsta?’
- ‘Wat zegt u?’
- ‘Excuseer: wilt u dat ik ópsta?’
Ik was ook ooit getuige van een pijnlijk moment in de Antwerpse Metropolis (nu Kinepolis, FD). Kinderen ontmoetten er de Hollandse stemacteurs van een animatiefilm. Een klein meisje staat op en zegt (imiteert Brabants kinderstemmetje): ‘Dien enen met dienen haak aan zijnen arm, hoe noemt die?’ Ik zag de paniek in de ogen van de Nederlander. Hij had er niets van begrepen. Dus begon hij me daar algemeenheden uit te spuwen. Hij redde zich ternauwernood. ‘Ze bedoelde eigenlijk: hoe héét die’, vertelde ik de acteur nadien. De reactie was dezelfde als die bij Gert Steegmans thuis: ‘Ooooooh!’”
Wat leidt u daaruit af?
“Dat we gewoonweg geen idee hebben hoe groot de kloof wel is. Nederlanders begrijpen ons soms echt niet. Terwijl wij, Vlamingen, dan denken: rechtstaan, dat is toch duidelijk!?”
U werkte tien jaar lang bij de nieuwsdienst van de BRT, de publieke omroep die Vlamingen vanaf de jaren vijftig – toen nog als het NIR – mooi Nederlands probeerde bij te brengen. Zijn ze daarin geslaagd?
“Helaas hebben de germanisten van de BRT het niet gehaald. In tegenstelling tot in Nederland, hebben we in Vlaanderen geen eenheidstaal. Ik herinner me de straatinterviews uit die tijd. Je zag mensen tijdens de voxpops peentjes zweten om toch maar Algemeen Nederlands te spreken. Vandaag is de situatie anders. Journalisten krijgen vaak te horen: ‘Joah, wa moete gij weete?’ Dat schippert ergens tussen ontvoogding, wat niet slecht is, en arrogantie, die soms te ver gaat (met stoere stem): ‘Waarom moete welle klappe gellek die ‘Ollanders? Welle klappe toch gellek da welle wille, zeker? Wadisdana?’”